maandag 11 mei 2020

Het dikke schrift / Het bewijs / De derde leugen - Agota Kristof

'Wij moeten opschrijven wat er is, wat wij zien, wat wij horen, wat wij doen', zegt de tweeling. Dat doen ze, met grote nauwkeurigheid, in Het dikke schrift. Het is oorlog en de negenjarige jongens zijn wegens voedselgebrek in de Grote Stad door hun Moeder bij hun Grootmoeder op het platteland ondergebracht. Eenmaal daar willen ze zich door oefening in het vasten, bedelen en verdragen van pijn harden tegen hun wrede Grootmoeder, het oorlogsgeweld, onrecht, honger en dorst. Dankzij hun nietsontziende overlevingstactieken houden de twee zich staande - en offeren ze zelfs hun teruggekomen vader op, zodat een van hen de grens kan oversteken.
In Het bewijs krijgen de broers een naam. De achtergebleven Lucas leidt een grauw leven, dat beheerst wordt door de gedachte aan zijn gevluchte broer Claus. Wanneer deze na lange tijd terugkeert, blijkt Lucas sinds zijn dertigste jaar spoorloos verdwenen te zijn. Alleen zijn achtergelaten schriften vormen het bewijs van zijn bestaan. Een bestaan dat de autoriteiten ernstig in twijfel trekken, want Lucas noch Claus komt in de registers voor.
De derde leugen plaatst de waarheden uit de twee eerdere verhalen in een geheel ander daglicht en drijft de lezer zelfs tot de vraag of de tweeling wel daadwerkelijk bestaat.

****

Agota Kristof groeide op in een Hongaars grensplaatsje in armoede, haar vader zat immers om politieke redenen enkele jaren in de gevangenis. In 1956 vluchtte ze samen met man en kind op 21 jarige leeftijd via Oostenrijk naar Zwitserland waar ze in het Franstalige deel woonde, Frans werd ook de taal waarin ze schreef. Niet evident, het was reeds de derde taal die ze zich eigen moest maken. Dit beschrijft ze allemaal in haar autobiografische boek De analfabete uit 2004.
In de Tweelingentrilogie zoals deze drie gelezen boeken ook worden genoemd, verwerkt ze ook vele autobiografische elementen. Het maakt het boek echt. Het stadje waar ze woonde aan de grens is trouwens naar haar eigen zeggen 'het eigenlijke hoofdpersonage van de tweelingtrilogie'.
Deze drie boeken kun je best niet los van elkaar lezen ook al heeft Kristof ze met enkele jaren tussen geschreven, in 1986, 1988 en 1991. Samen zijn de boeken best wel speciaal te noemen, wat is waarheid of leugen? Zelfs na het lezen van het derde boek, blijf je met je gedachten zitten. Veel kunnen we daar echter niet over vertellen, we mogen niets prijsgeven.
De boeken lezen heel erg vlot, inhoudelijk is het wel een erg rauwe trilogie. Het persoonlijke verhaal van de tweeling is niet los te zien van de historische gebeurtenissen in het Hongaarse grensplaatsje. In 1945 ruilde het land de ene bezetter voor de andere, en de bevolking leed. Het duurde nog tot 1990 eer de eerste vrije parlementsverkiezingen plaatsvonden en het land terug kon ademen. Het leven van de Hongaren was tot dan niet gemakkelijk, deze trilogie verhaalt dit doorheen het leven van de tweeling.
Het persoonlijke verhaal in het boek is ook hard en mysterieus. Af en toe frons je de wenkbrauwen en vraag je je af wat je in hemelsnaam aan het lezen bent. De drie boeken apart zeggen niet zoveel, ook als verhaal niet maar samen zijn ze best te pruimen. Met het lezen van het laatste deel heb je veel om over na te denken, hoe het zit en wat er nu eigenlijk precies verteld werd. Door deze constructie en de historische feiten geef ik toch een vierde ster.

Uitgeverij: Van Gennep (1986) - 462 blz.
Oorspronkelijke titel: Le grand cahier, La preuve, Le troisième mensogne
Vertaling: Henne van der Kooy

Geen opmerkingen: